
Het is 10u59 en 59 seconden.
We zitten samen, in een kring.
De ervaringsgroep. Op tafel liggen koffie, stiften, papieren met beleidsvoorstellen.
We praten over wat nodig is in de stad:
ruimte, rust, vertrouwen.Over hoe beleid moet luisteren, meebouwen, veranderen.
Maar op dat moment zijn er geen woorden.
Alle ogen gaan naar één ding: de telefoon.
Want het is bijna 11 uur. Tijd om te bellen voor een bed.
Niet figuurlijk. Echt. Bellen. Voor. Een. Bed.
Een matras voor vannacht.
Een plek waar je mag zijn, zonder vragen.
Zonder uitleg, zonder oordeel. Even.
Sommigen nemen hun gsm al vast.
Anderen wachten.
Je voelt de spanning in de ruimte als een extra persoon.
Het is een vreemd contrast.


Aan de ene kant: mensen in armoede die met kracht en kennis meedenken over beleid.
Die voorstellen doen om de stad beter te
maken – voor iedereen.
Aan de andere kant: diezelfde mensen
moeten straks hopen op een vrij bed.
Op opvang. Op iets wat zo fundamenteel zou
moeten zijn als lucht.
En toch: ze doen mee. Ze denken mee. Ze
praten mee.
Over een stad waar ze zich welkom willen
voelen, ook als ze geen brievenbus hebben.
Over beleid dat geen pleisters plakt, maar fundamenten legt.
Over participatie die geen uitgestoken hand is, maar een stoel aan tafel.
Deze ochtend maakt indruk.
Niet omdat ze rauw is – dat zijn we gewend.
Maar omdat ze zoveel kracht toont.
Zoveel bereidheid om mee te bouwen aan een stad waar je je thuis kan voelen, zelfs als je zelf nergens zekerheid hebt.


11u08:37 ...
De telefoons gaan neer.
Een paar mensen knikken opgelucht. Anderen niet.
We gaan verder. Met het gesprek. Met het werk. Met het leven.
Maar één ding blijft hangen:
Wie vandaag moet bellen voor een bed, mag morgen wél mee beslissen over hoe onze stad eruitziet.
En dat is precies waarom we dit doen.
Reactie plaatsen
Reacties